1. Het bevoegde orgaan is verplicht het bedrag van de ingevolge artikel 52 en artikel 55, lid 1, voor zijn rekening verleende verstrekkingen te vergoeden.
2. De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening, door het aantonen van de werkelijke uitgaven.
3. Twee of meer Lid-Staten of de bevoegde autoriteiten van deze Staten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.